Veiligheidsregels ASVN
De ASVN veiligheidsregels hier zijn een “quick start” versie van de KNSA veiligheidsregels die wij hanteren. Laatste staan hieronder.
Algemeen
Bij het in ontvangst nemen van een wapen, zowel voor aanvang als na eindigen van de schietoefening en na het ontladen moeten zowel de leerling, de instructeur, alsook de bevoegde schutter het wapen(s) en de patroonhouder(s) inspecteren om na te gaan of geen munitie dan wel delen van munitie in het wapen(s) aanwezig zijn.
1 Veiligheidsmaatregelen
Wapen
a) Controleer of het wapen op veilig staat.
b) Houdt het wapen met de loop in veilige richting (kogelvanger)
c) Afhankelijk van het wapen, neem de patroonhouder uit het wapen, dan wel klap de cilinder uit en controleer of er zich geen munitie meer in bevindt.
d) Afhankelijk van het wapen, trek de slede van het wapen, trek spangreep of grendel naar achter en controleer of er zich geen munitie meer in bevindt.
e) Afhankelijk van het wapen, laat de slede of afsluiter naar voren gaan, dan wel sluit de cilinder.
f) Zet een eventuele veiligheidspal op vuren en ontspan de slagveer.
Munitie
a) Controleer of de munitie schoon en niet beschadigd is.
b) Controleer of het juiste kaliber gebruikt wordt. (Laden met niet meer dan 5 patronen)
2 Verplaatsen naar- en van het schietpunt
a) Afhankelijk van het wapen. Na het nemen van de veiligheidsmaatregelen laat het wapen “open” staan. Slede/ afsluiter in de achterste stand, cilinder opengeklapt.
b) Plaats “kamervlag”.
c) Loop in veilige richting en patroonhouder(s) met vulopening naar boven zichtbaar gedragen.
d) Leerlingen bieden het wapen, patroonhouders en munitie op het schietpunt open ter controle aan de instructeur aan.
3 Waarschuwingen
a) Behandel een wapen altijd alsof het geladen is, richt nooit op personen.
b) Een ieder die de schietbaan betreedt dient gehoorbescherming en een schietbril te dragen.
c) Er mag enkel geschoten worden als er een Baancommandant op de baan aanwezig is.
d) Elke schutter of leerling meldt zich bij de Baancommandant. Deze zal een schietpunt aanwijzen en eventueel nadere instructies geven.
e) Na het commando van Baancommandant “Vuren Vrij” mogen wapens geladen worden en mag er geschoten worden. Bij een calamiteit is de Baancommandant verantwoordelijk voor het organiseren van (eerste) hulp en het inschakelen van de hulpdiensten (112)
f) De wapens mogen pas op het schietpunt geladen worden, de loop moet altijd richting het doel/ kogelvanger wijzen.
g) Alle aanwijzingen van de Baancommandant of een Instructeur moeten direct opgevolgd worden. (Hij of zij is op dat moment het hoogste gezag op de schietbaan)
h) Bij het commando STOP-STOP-STOP of VAST VUREN:
* Leg het wapen neer met de loop veilige richting (meestal kogelvanger)
* Doe een stap achteruit.
* Wacht op vervolginstructies (die kunnen o.a. zijn ontladen wapens of vervolg schietserie)
i) Een ieder die een gevaarlijk situatie ziet kan het commando STOP-STOP-STOP of Vast Vuren geven.
j) Bij storing aan wapen (of patroon) dient het wapen tenminste 60 seconden in de hand met de loop richting kogelvanger gericht te blijven. Is de storing niet veilig zelf op te lossen waarschuw dan onmiddellijk de baancommandant, een instructeur of een ervaren medeschutter.
k) Indien een wapen op het schietpunt niet wordt gebruikt, moet de grendel zijn geopend/ staat de slede in achterste stand (of is de cilinder opengeklapt) en is de patroonhouder verwijderd.
l) Een instructeur mag maximaal 1 persoon tegelijk begeleiden. (Maximaal 2 leerlingen op de schietbaan)
m) Een bevoegde schutter mag 1 introducé meenemen, hij of zij begeleid de introducé. Een introducé is minimaal 16 jaar oud.
n) Het gebruik van alcohol/drugs door een schutter en toezichthouders, vóór en tijdens het schieten, is verboden. Gebruikers van medicijnen en stoffen die de schietveiligheid kunnen beïnvloeden, mogen niet aan schietoefeningen deelnemen.
o) Er mag niet gegeten, gedronken, gerookt of onnodig gepraat worden op het schietpunt.
p) Na het schieten dienen de wapens te worden opgeborgen in een afsluitbare koffer, foedraal of tas. Wapens en munitie nooit onbeheerd op de schietstand achterlaten!
q) Demonstratie van wapens uitsluitend op de schietstand. Bezichtiging, onderhoud en de- montage enkel in een door het bestuur aangewezen ruimte, maar NOOIT in de kantine.
r) Het is niet toegestaan om zonder toestemming van de eigenaar, een wapen aan te raken dan wel te gebruiken.
4 Herkenbaarheid functionarissen
a) Baancommandant
Rood, wit, blauwe armband om rechterbovenarm met tekst Baancommandant.
b) Instructeur
Blauwe armband om rechterbovenarm met tekst Instructeur.
3. Veiligheidsregels KNSA
3.1 Bij afwezigheid van zowel de bestuurder als de Verenigings Veiligheids-functionaris mag er niet geschoten worden.
3.2 De attitude van een sportschutter dient voorbeeldig te zijn en mag geen aanleiding geven tot verwijdering dan wel schorsing.
3.3 Iedere schutter (lid van de vereniging) dient de door hem of haar meegenomen introducé, te melden en zich te laten identificeren bij het dienstdoende bestuurslid. De introducé moet daarbij een geldig identificatiebewijs overleggen en van het nummer moet aantekening worden gemaakt in het introducéregister.
3.4 Een schutter dient een door hem of haar meegebrachte introducé tijdens het gehele verblijf in de verenigingslocatie te begeleiden en is voor deze introducé verantwoordelijk.
3.5 Iedere schutter dient alle elementaire en noodzakelijke vaardigheden zelfstandig te kunnen uitvoeren. Dit wil zeggen het kunnen nemen van de veiligheidsmaatregelen, de storingsreactie kunnen uitvoeren en de handelingen volgend op het commando “Start” en “Stop, Stop, Stop” kunnen verrichten.
3.6 De veiligheid van medeschutters, baanofficials, toeschouwers en van de schutter zelf vereist een voortdurende en zorgvuldige aandacht in de omgang met het wapen en voorzichtigheid bij het zich verplaatsen daarmee over de schietbaan. Zelfdiscipline van iedereen is hierbij onontbeerlijk.
3.7 Wapens dienen, indien transport noodzakelijk is, te worden vervoerd met geopend grendelmechanisme, geplaatste kamervlag en met de monding van loop omhoog. Hagelgeweren worden gebasculeerd c.q. gebroken vervoerd.
3.8 Iedere schutter is verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van zijn/haar wapen. Het is niet toegestaan luchtcilinders te gebruiken waarvan de cilinder niet gecertificeerd veilig is gekeurd, dan wel de geldigheid van die certificering is verstreken
3.9 Wapens die niet in gebruik zijn, dienen te zijn opgeborgen in een daarvoor bestemde wapenruimte. Dit kan een kast(je), een wapenrek of een kluis zijn.
3.10 Niemand mag het wapen van een ander aanraken; dit mag uitsluitend worden opgepakt na uitdrukkelijke toestemming hiertoe van de eigenaar.
3.11 Beginnende schutters mogen uitsluitend schieten onder begeleiding van een daartoe bevoegde persoon.
3.12 Het gebruik van alcohol/drugs door een schutter en functionarissen, vóór en tijdens het schieten, is verboden. Gebruikers van medicijnen en stoffen die de schietveiligheid kunnen beïnvloeden, mogen niet aan schietoefeningen deelnemen.
3.13 Na het schieten moet het wapen en magazijn(en) worden ontladen en opgeborgen.
3.14 Onverpakte wapens zijn slechts toegestaan op het schietpunt en op de daartoe door de baanbeheerder/Verenigings Veiligheidsfunctionaris, aangegeven plaats.
3.15 Demonstraties van of met wapens, mogen uitsluitend op de schietpunten plaatsvinden.
3.16 De dienstdoende Verenigings Veiligheidsfunctionaris is een door het bestuur aangewezen persoon, en deze is als zodanig herkenbaar.
3.17 Men dient zich te onthouden van elke handeling die de veiligheid in gevaar kan brengen.
3.18 Iedereen die een overtreding van bovengenoemde punten of eventueel ander onveilig gedrag constateert, is verplicht de Verenigings Veiligheidsfunctionaris hiervan in kennis te stellen.
3.19 Het richten van een wapen op personen is ten strengste verboden.
3.20 Overtreding van één of meer der bovengenoemde punten kan leiden tot ontzegging van de toegang tot de schietbanen en/of de accommodatie.
3.21 In gevallen waarin dit “Veiligheidsreglement” niet voorziet, beslist het bestuur, of de baanbeheerder c.q. de Verenigings Veiligheidsfunctionaris, namens het bestuur.
4. Baanreglement
Algemeen
4.1 Schietbanen zijn overwegend gelijk qua gebruik. Daar waar er aanvullende, dan wel afwijkende bepalingen zijn, moet dit zijn verwoord in een apart voorschrift.
4.2 Behoudens tijdens internationale wedstrijden, dient iedereen die zich op de schietbaan bevindt, de Nederlandse taal in woord en geschrift voldoende machtig te zijn.
4.3 Op de schietbaan en de schietpunten is roken en/of open vuur verboden, alsmede is het verboden om onverpakt eten en drinken voorhanden te hebben.
Toezicht
4.4 Op iedere schietbaan moet tijdens de uitvoering van schietoefeningen een door het bestuur van de vereniging aangestelde veiligheidsfunctionaris aanwezig zijn. De dienstdoende veiligheidsfunctionaris dient duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn.
4.5 Instructies van de Verenigings Veiligheidsfunctionaris dienen onvoorwaardelijk te worden opgevolgd.
Betreden van de baanzool
4.6 Het betreden van de (schiet)baanzool of delen daarvan mag alleen via de daarvoor bestemde ingang en aanwezige paden geschieden.
4.7 Het is verboden om zonder toestemming van de veiligheidsfunctionaris het terrein dat zich bevindt vóór de schietpunten te betreden.
Het commando “STOP, STOP, STOP”
4.8 Op een schietbaan is iedereen die constateert dat de veiligheid in gevaar komt verplicht “STOP, STOP, STOP” te roepen en moet als zodanig direct worden opgevolgd.
4.9 Na het NOOD-commando “STOP, STOP, STOP” in een acute noodsituatie dienen de schutters het vuren onmiddellijk te staken, de trekker loslaten, het wapen indien mogelijk veiligstellen en met de loop in de richting van de kogelvanger neer te leggen. De schutter dient vervolgens een stap naar achteren te doen en worden er geen handelingen meer aan wapens en munitie verricht. Iedereen dient te wachten op een navolgend commando of aanwijzing van de VVF. Het NOOD-commando kan door iedereen gegeven worden.
4.10 Uitsluitend op bevel van de veiligheidsfunctionaris mag het wapen worden gehanteerd, het vuren worden hervat of het wapen worden ontladen.
Gehoor- en oogbescherming
4.11 Op schietbanen waar met vuurwapens wordt geschoten moet elke daar aanwezige persoon tijdens de schietoefeningen gehoorbeschermende middelen dragen.
4.12 Afhankelijk van de discipline (in het bijzonder bij de dynamische disciplines) dienen oogbeschermende middelen te worden gedragen door de schutters.
Munitie
4.13 Alleen die munitie mag worden gebruikt die is toegestaan in enige, door de KNSA gereglementeerde of erkende discipline. Bovendien is het slechts toegestaan herladen munitie te gebruiken, indien is herladen volgens de bijbehorende herlaadtabellen en indien de minimale en maximale kruit- ladingen niet zijn overschreden.
Hanteren van wapens
4.14 Een wapen moet altijd zodanig behandeld worden alsof het geladen is.
4.15 De loop van het wapen (monding) moet altijd in de veilige richting (namelijk naar de kogelvanger of veilig gebied) gehouden worden.
4.16 Niemand mag het wapen van een ander aanraken; dit mag uitsluitend worden opgepakt na uitdrukkelijke toestemming hiertoe van de eigenaar.
4.17 Een wapen oppakken ten behoeve van schietoefeningen (training) achter de schutters is altijd verboden.
4.18 Tijdens het schieten mag een schutter, met uitzondering van de daartoe bevoegde baanofficials, niet worden gestoord.
4.19 Beginnende schutters mogen uitsluitend schieten onder begeleiding van een daartoe bevoegde persoon.
4.20 Na het schieten moet het wapen en magazijn(en) worden ontladen en opgeborgen.
4.21 Indien van toepassing dient vóór aanvang van het schieten, de zandkogel- vanger stofvrij te zijn gemaakt en gecontroleerd te zijn op ricochetgevaar.
4.22 Er mag uitsluitend geschoten worden vanuit de schietpunten voor de desbetreffende discipline.
4.23 Op het schietpunt mag zich alleen de schutter bevinden; een uitzondering daarop kan worden gemaakt voor toezicht door een daartoe bevoegd persoon.
4.24 Bij weigering van een schot moet het wapen 60 seconden met de loop (monding) in de richting van de kogelvanger of veilig gebied worden gehouden.
4.25 Zodra het signaal “STOP VUREN” hetzij mondeling, hetzij door middel van een geluidssignaal (fluit) of door middel van een lichtsignaal door de veiligheidsfunctionaris is gegeven, dienen de schutters onmiddellijk het vuren te stoppen en bij het commando “ONTLADEN” onmiddellijk hun wapens volgens de procedures te ontladen.
4.26 Het ontladen van wapens mag uitsluitend geschieden met de loop in de richting van de kogelvanger of veilig gebied.
4.27 Het is verboden een geladen wapen uit de hand te leggen, met uitzondering van noodsituaties (zie 4.9).
4.28 De VVF ziet er op toe dat elk wapen dat het schietpunt verlaat, gecontroleerd wordt op “ontladen”.
4.29 Het is niet toegestaan met een onverpakt wapen de schietbaan te verlaten.
4.30 Het is verboden wapens onbeheerd op de schietpunt achter te laten.